Gebeurt (meestal) niet ambulant en enkel na overleg met de verwijzende arts
Bloedverdunnende medicatie moet steeds vermeldworden en vaak is het noodzakelijk dat het schema hiervan tijdelijk zal worden aangepast in functie van de procedure (altijd in overleg met de behandelend geneesheer), de bloedstolling zal voor de procedure worden nagekeken door de verwijzende arts
Soms onder volledige narcose
Soms nuchter
Onderzoek
Het doel is het evacueren van een vocht- of abcesophoping in het lichaam
De procedure gebeurt onder echografische, radiografische of computertomografische (CT) geleiding, of een combinatie hiervan al naargelang het letsel en het orgaan waarin de collectie zich heeft voorgedaan. De uitvoerende radioloog bepaalt welke techniek zij/hij zal gebruiken teneinde de veiligste manier te gebruiken om een adequaat weefselstaal te kunnen bekomen.
Het onderzoek zal gebeuren onder locale verdoving van de plaats waar de drainage zal gebeuren, teneinde de procedure zo pijnloos mogelijk te laten verlopen. Zelden is narcose nodig.
Na de locale verdoving wordt een millimeter brede insnede gemaakt langswaar een speciaal hiervoor ontworpen cathetersysteem zal worden ingebracht.
De catheter zal worden gefixeerd aan de huid en worden verbonden met een collectorzakje
Nazorg
Het cathetersysteem zal dagelijks worden gespoeld en het collectorzakje zal worden geledigd of vervangen
In geval van koorts of ongemak na de procedure moet onmiddellijk contact opgenomen worden met uw arts of de dienst spoedgevallen. Ook in geval van belangrijke huidirritatie rond de plaats van de catheter is consult aangewezen.
De duur dat de catheter aanwezig dient te blijven zal worden besproken met uw arts