Schrijven van een duidelijk verhaal voor de profilering van onze verschillende ziekenhuissites

Het jaar van de fusie

Schrijven van een duidelijk verhaal voor de profilering van onze verschillende ziekenhuissites

“De fusie met Ziekenhuis Maas en Kempen en de nog hoge toestroom van Covid-19-patiënten in het ziekenhuis hadden een grote impact op de werking van de medische diensten in 2021.” 

Dr. Griet Vander Velpen, medische directeur
Dr. Frank Weyns, neurochirurg en voorzitter van de medische raad van ZOL Genk

Hoe gingen jullie om met de toestroom van Covid-19-patiënten in 2021 en wat was de impact op de reguliere zorg?

Dr. Vander Velpen: “In 2021 had Covid-19 nog steeds een belangrijke invloed op de organisatie van de zorg. Dagelijks evalueerden we de situatie op de werkvloer en keken we hoe er geschakeld moest worden: hoeveel Covid-19-patiënten zijn er opgenomen, wat is de impact op de dienst Intensieve Zorgen en op de inzet van zorgverleners op de hospitalisatieafdelingen? Dit bleef concreet voelbaar tot de in de eerste maanden van 2022 omdat toen nog steeds niet alle bedden opnieuw open konden gaan.”

Dr. Weyns: “De impact op de reguliere zorg was groot. Bovendien veranderde de situatie voortdurend waardoor heel veel flexibiliteit gevraagd werd van de zorgverleners. Operatiezalen gesloten of niet, intensieve bedden beschikbaar of niet en ten slotte ook: zorgverleners beschikbaar of niet. Zorgverleners werden ingezet op andere diensten of ze waren afwezig omwille van een besmetting of quarantaine of omdat ze ziek waren als gevolg van de zware werklast.”

Dr. Vander Velpen: “De actviteiten van artsen in het ziekenhuis zijn erg afhankelijk van het aantal beschikbare bedden en operatiezalen. Dus welke beslissing je ook neemt, de impact is groot. Ik begrijp dat het uitstellen van de reguliere zorg voor de artsen niet altijd evident was. Ook omdat ze mensen die niet acute, medische zorg nodig hadden niet onmiddellijk konden helpen.”

Dr. Weyns: ”Vooral omdat ze zo lang duurde, had deze pandemie een enorme impact op het werk van iedereen. Maar het is opvallend hoe sereen en begripvol hiermee omgegaan werd en hoezeer iedereen zijn best deed om alles te doen wat mogelijk was en wachttijden voor patiënten zoveel als mogelijk te vermijden.”

Dr. Vander Velpen: “Uit de cijfers blijkt dat er in 2021 slechts 2 percent minder ingrepen zijn geweest dan in 2019, het jaar voor de start van de pandemie. Dit ondanks minder beschikbare operatiezalen, minder bedden en minder personeel. Voor mij was dit een grote verrassing.”

Hoe verklaart u dit?

Dr. Vander Velpen: “We hebben steeds voorrang gegeven aan oncologische en urgente ingrepen. Niet-dringende ingrepen moesten vaak uitgesteld worden. Maar we stellen vast dat er op een andere manier omgegaan is met de beperkte capaciteit. Vooral de daling van de ligduur ten opzichte van 2019 en het efficiënt plannen via het dagziekenhuis kunnen dit verklaren.”

Dr. Weyns: “Er is inderdaad geschakeld naar de dagkliniek want daar waren wel bedden beschikbaar. Hierbij gaat het om de ‘kleinere’ ingrepen die al van 2020 aan het wachten waren omdat er toen geen ruimte voor was. Waardoor er ook meer ingrepen gebeurd zijn want kleinere ingrepen duren minder lang. Voor de aantallen is dit een stukje van de verklaring.”

“Zwaardere pathologieën konden aan de beurt komen wanneer er opnieuw intensieve bedden beschikbaar waren. Het was continu inspelen op wat er op dat moment mogelijk was en niet te ver vooruit te plannen. Dat heeft een grote soepelheid gevraagd van iedereen. Van de poetsdienst tot de hoofdarts, maar zeker ook van de patiënt.”

Wat hebben jullie geleerd uit deze pandemie, die zeer ingrijpend was voor de zorg en mogelijk zelfs opnieuw kan opflakkeren?

Dr. Weyns: “Dat je niet te ver vooruit kan kijken omdat je nooit weet wat er aankomt. En dat je jezelf bij elke crisis opnieuw moet uitvinden.”

Dr. Vander Velpen: “Dat het heel belangrijk is om goed voorbereid te zijn op een rampscenario. Nu was het een coronapandemie maar het kan evenzeer iets anders zijn. Hierbij heeft onze JCI-accreditatie zijn nut bewezen. Ze heeft ons handvaten gegeven die ons helpen bij het managen van de crisis. Door gestructureerd te werken, kan je een groot ‘huis’ als ZOL relatief snel laten bewegen.”

Gelijk met de pandemie liep ook de fusie met Ziekenhuis Maas en Kempen. Een bijkomende uitdaging?

Dr. Vander Velpen: “Wat de fusie betreft hebben we in 2021 vooral de nadruk gelegd op de integratie van de ondersteunende diensten. Voor de medische diensten werd zo veel als mogelijk gekozen voor overkoepelende associaties om op die manier een beleid over de campussen heen te kunnen implementeren. Maar het uitbouwen van een intensieve samenwerking is uiteraard een beweging die tijd vraagt en nu nog steeds bezig is.”

“In een volgende fase willen we samen met de artsen een strategie uitwerken wat betreft de profilering van onze verschillende ziekenhuissites. Hoe zien we de toekomst van ZOL en waar willen we naartoe evolueren? Door de drukte rond Covid-19 is daar tot nu toe te weinig ruimte voor geweest en dit heeft soms geleid tot onduidelijkheid.”

Dr. Weyns: “De integratie van de medische diensten is niet evident. Voor diensten die op de verschillende sites actief zijn, ontstaan er nu praktische problemen, bvb voor de wachtdiensten omwille van de afstand.”

Dr. Vander Velpen: “Het vraagt inderdaad meer inspanning en een goede organisatie als een medische dienst zijn activiteit op drie verschillende plaatsen moet organiseren. Maar ZOL Maas en Kempen maximaal versterken is een noodzaak. Campus Sint-Jan heeft een derdelijnsfunctie en dit werkt maar optimaal als je een voldoende groot drainagegebied hebt.”

Dr. Weyns: “Een fusie in de praktijk omzetten vraagt tijd, soms over generaties heen. Dat hebben we destijds al ervaren tijdens de fusie tussen het Sint-Jansziekenhuis en André Dumont en later ook Sint-Barbara.”

Dr. Vander Velpen: “We moeten ook rekening houden met het verschil in cultuur tussen de verschillende ziekenhuissites. We werken samen maar dit wil niet zeggen dat we ook overal dezelfde bedrijfscultuur moeten hebben. Een kleinere site, zoals Sint-Barbara of Maas en Kempen, is anders dan de grote derdelijnscampus in Genk. Belangrijk is dat elke site zijn eigenheid kan bewaren.”

Ook op de verdere uitbouw van de extramurale samenwerking wordt meer en meer ingezet?

Dr. Vander Velpen: “ In onze regio zijn we bezig met de organisatie van ziekenhuisnetwerk Noordoost-Limburg en dus de samenwerking met Noorderhart en Revalidatie & MS Centrum in Pelt. Ook hier een goed evenwicht vinden, is een belangrijke uitdaging maar noodzakelijk voor het krijgen van toekomstige erkenningen en financiering voor infrastructurele renovaties en nieuwbouw. En daarnaast is er de samenwerking met de eerstelijnszones, die steeds verder aan belang wint.”

Dr. Weyns: “Het belang van een goede samenwerking is opnieuw duidelijk geworden tijdens de pandemie. Als er te weinig bedden waren in het ziekenhuis, kwam het er op aan goed samen te werken met de eerste lijn. Ook dit is iets dat zal groeien want we zullen in de toekomst naar minder hospitalisatiebedden gaan. Het komt er concreet op neer dat patiënten pre-operatief en post-operatief meer onder toezicht van de huisarts zullen komen. En dit vraagt veel overleg, goede afspraken en oplossingen.”

Dr. Vander Velpen: “Zo werd afgelopen jaar bijvoorbeeld het pilootproject ‘Hospital Outbreak Support Teams’ (HOST) geïnitieerd, dit wil zeggen de uitbouw van een overkoepelend beleid rond ziekenhuishygiëne en antibioticagebruik tussen de acute ziekenhuizen, maar ook tussen andere collectiviteiten en de 1ste lijn. Ook de huisartsen spelen hierbij een belangrijke rol. HOST is een initiatief dat gegroeid is uit de coronapandemie.”

Dr. Weyns: “De coronapandemie heeft inderdaad ook veel positieve gevolgen gehad. De samenwerking die er opgebouwd is door de coronacrisis, is zeer waardevol. Zo werken we nu bijvoorbeeld beter samen met de woonzorgcentra en dit kan onder andere leiden tot minder lange hospitalisaties.”

Hoe zien jullie de toekomst van campus Sint-Barbara in Lanaken?

Dr. Vander Velpen: “Op campus Sint-Barbara Lanaken kampen we met een infrastructuur die niet meer voldoet aan de moderne standaarden. Sommige gebouwen zijn zeer oud en aan vernieuwing toe. En de overheid bespaart al jarenlang op het financieren van infrastructuur. Ook hier moeten we een duidelijke strategie en een plan van aanpak uitwerken.”

Dr. Weyns: “Er zijn op dit moment heel wat bouwplannen voor de verschillende ZOL-sites. Het is belangrijk om hiervoor de juiste beslissingen te nemen: kosten-efficiënt en zo goed mogelijk voor de patiënt. Dit is een zeer grote uitdaging.”

Ondanks de pandemie en de fusiebeweging zijn er toch heel wat medische initiatieven gerealiseerd en uitgebouwd in 2021?

Dr. Vander Velpen: “Inderdaad, hierbij denk ik aan verschillende mooie multidisciplinaire samenwerkingen zoals de genderkliniek, de obesitaskliniek, het colorectaal centrum, de multidisciplinaire raadpleging systeemziekten, de erkenning voor het zorgcentrum na seksueel geweld, de verdere uitbouw en oppuntstelling van het zorgpad beroerte…”

“Andere realisaties zijn de nieuwe NMR in Maaseik, de exponentiële toename van robotchirurgie (urologie, abdominale heelkunde, neurochirurgie, gynaecologie …), de implementatie van invasieve bronchoscopie onder cone-beam CT (pneumologie), de uitbouw van NGS (Next Generation Sequencing) door het labo Klinische Biologie en de dienst Anatomopathologie. Er is ook veel energie gestoken in de verdere ontwikkeling van ons elektronisch patiëntendossier met de implementatie van HiX in ZOL MK, alsook in het kader van data.”

Dr. Weyns: “Het is een uitdaging om ook in het netwerk na te denken over een grotere symbiose tussen systemen en de mogelijkheid om gegevens te delen. Dit is natuurlijk al mogelijk via de hubs en Cozo maar toegang tot individuele patiëntendossiers zou de veiligheid en de kwaliteit van de zorg zeker ten goede komen.”

Als jullie spreken over datacollectie gaat het natuurlijk ook over wetenschappelijk onderzoek?

Dr. Vander Velpen: “Future Health, het ZOL-platform dat de brug slaat tussen klinische zorg en onderzoek, is ook sterk gegroeid in 2021. We mogen hier fier op zijn. Er zijn weinig niet-universitaire ziekenhuizen die zoveel wetenschappelijk werk doen. Het LCRC project (Limburg Clinical Research Center) samen met UHasselt en het Jessa Ziekenhuis speelt hierbij een belangrijke rol.”

“Gelijk leggen we de link naar de ontwikkeling van nieuwe technologieën en clinical monitoring in de zorg. We doen grote inspanningen om mee te evolueren met robotica, Artificial Intelligence (Medische Beeldvorming), 3D-printing en andere hoogtechnologische initiatieven. Wat altijd een hele uitdaging is.”