Afname materiaal:
Li-Heparine (groen met gel)
Minimum hoeveelheid staal:
Wetenschappelijke betekenis:
Cytomegalovirus maakt deel uit van de Herpesvirussen en vermenigvuldigt zich enkel in fibroblasten en macrofagen. In de latente fase bevindt het virus zich in de monocyten, beenmerg en nierweefsel. Reactivatie van de infectie met hernieuwde virusexcreties komt veelvuldig voor.
Primoinfecties bij de immuuncompetente personen verlopen meestal asymptomatisch. Bij minder dan 1% treedt een mononucleosis infectiosa-beeld op. Complicaties in de vorm van hepatitis, interstitiële pneumonie en het syndroom van Guillain-Barré zijn beschreven maar zeer zeldzaam.
Bij immuundeficiënte patiënten (cellulaire immuniteit) is de morbiditeit en mortaliteit aanzienlijk zowel door primoinfectie als door reactivatie. Bij transplantpatiënten treedt voornamelijk hepatitis en pneumonie op terwijl bij aids patiënten retinitis, colitis en encephalitis op de voorgrond staan.
De symptomatologie bestaat uit koorts, lichte hepatische aantasting, interstitiële pneumopathie, leucopenie en trombocytopenie.
Congenitale infecties komen vaak voor zowel bij reactivatie als bij primoinfectie van de moeder. Bij moeders met een primaire CMV infectie is gemiddeld 30% van de baby's daadwerkelijk besmet. Daarvan zijn er 5-18% symptomatisch bij de geboorte. In deze categorie bedraagt de mortaliteit bijna 30% en ongeveer 80-90% heeft ernstige (neurologische) sequellen. Het merendeel is echter asymptomatisch bij de geboorte. Bij 10-15% van deze laatsten ontstaan gezichts- en gehoorproblemen (chorioretinitis, bilaterale doofheid, leermoeilijkheden,...). In geval van een reactivatie tijdens de zwangerschap of bij een neonatale besmetting tijdens geboorte of via borstvoeding zijn de risico's van ernstige aantasting van de baby zeer beperkt.
CMV wordt overgedragen via urine, speeksel, via sexueel contact, via bloedtransfusie en orgaantransplantatie en van moeder op kind (congenitaal, bij geboorte en door borstvoeding). Rond de leeftijd van 6 jaar hebben reeds 40% van de kinderen een infectie doorgemaakt (overdracht via kinderen onderling en via de moeder(melk)). Rond de adolescentieperiode is er een tweede kleinere piek zodat op volwassen leeftijd de prevalentie 50% is. Wereldwijd schommelt de prevalentie tussen 30-100% afhankelijk van hygiënische omstandigheden.
De beste manier om een primaire CMV infectie aan te tonen is het vaststellen van een IgG seroconversie. Een significante CMV IgG titerstijging (viervoudig) kan men zowel aantreffen bij een primo-infectie als bij een reactivatie. Soms duurt het 4 weken vooraleer een stijging van de titers wordt waargenomen. Deze antistoffen zijn levenslang aantoonbaar.
Een primaire infectie kan eveneens gedocumenteerd worden door het aantonen van CMV IgM specifieke antistoffen die een hoge gevoeligheid hebben maar een lage specificiteit. IgM antistoffen zijn aantoonbaar gedurende enkele maanden maar kunnen tot 18 maanden na een primo-infectie aanwezig blijven (bij 20% > 1 jaar). Zij kunnen eveneens bij intercurrente infecties door andere virussen uitgelokt worden.
Een congenitale infectie wordt bij de geboorte vastgesteld door het aantonen van CMV in de urine na de eerste levensdag en binnen de eerste 3 levensweken door middel van CMV DNA bepaling of CMV kweek . Deze diagnose kan tevens ondersteund worden door het aantonen van CMV IgM, CMV IgA antistoffen of een significante titerstijging van CMV IgG.
Meetmethode:
Elektrochemiluminescentie
Temperatuur bewaring staal voor transport:
Temperatuur staal tijdens transport: