'De uitdagingen waren immens. De solidariteit gelukkig ook'

'Crisismanagement' is het eerste woord dat in me opkomt wanneer ik terugdenk aan maart en april 2020. De situatie waarin we terecht kwamen was op alle fronten onbekend en dus moesten we dag na dag creatief bezig zijn om oplossingen te zoeken voor de problemen die zich in snel tempo aandienden. Ziekenhuizen waren voorheen zoals luchthavens. Open huizen waar iedereen vrij naar binnen kon wandelen. Van de ene dag op de andere veranderde dat en moesten we ons heruitvinden en ons ziekenhuis ombouwen tot een quasi oninneembare vesting. Zeer bevreemdend allemaal.

Toen de cijfers daalden, volgde een tweede moeilijke oefening: de heropstart. Het voordeel aan de lockdown was dat de regels eenduidig waren, zonder ruimte voor interpretatie. Bezoek was verboden, raadplegingen waren er niet en de activiteit in het operatiekwartier was tot het absolute minimum herleid. Bij de heropstart in mei en juni moesten keuzes gemaakt worden. Welke operaties konden plaatsvinden? Hoe vaak mochten patiënten bezoek ontvangen? Dat soort vragen die vaak gepaard gingen met pittige discussies en moeilijke keuzes. Maar de solidariteit was groot. Meetings liepen doorgaans constructief omdat we uiteindelijk allen hetzelfde doel nastreefden: zo snel mogelijk terugkeren naar de normaliteit en naar de uitmuntende zorg waar we bekend voor staan en waar we trots op zijn.

Veel adempauze werd ons echter niet gegund. Het was alsof het virus ons tijdens de zomermaanden even op krachten liet komen om daarna opnieuw in alle hevigheid toe te slaan. Met een dreun die keihard aankwam, vooral bij onze mensen die opnieuw naar het front moesten. Bovenmenselijk wat zij gepresteerd hebben. Met de expertise van de eerste golf konden we in het najaar gelukkig wel een volledige lockdown vermijden. Al werd het er niet makkelijker op. Want terwijl we opnieuw piekten naar 100 gehospitaliseerde COVID-19 patiënten, waren de raadplegingen opnieuw open en kon ook het operatiekwartier onmogelijk dicht blijven, wilden we geen patiënten verliezen omwille van achtergestelde ingrepen.

Samen met het managen van de tweede golf, werd ook de fusie met Ziekenhuis Maas en Kempen maximaal voorbereid. Algemeen directeur Hans Ramaekers gaf te kennen ZMK te verlaten waardoor mijn sparringpartner in Maaseik wegviel. We hebben dan versneld de structuur van ZMK overgenomen. Nog niet op divisieniveau, wel ondersteunend en vanuit de directie. Eigenlijk werden we genoodzaakt om een voorafname op de fusie te doen. Gelukkig werden we uitstekend onthaald. Met open blik en met open armen. En achteraf bekeken is het hele proces vlot verlopen, in consensus en met wederzijds respect.

Ook het netwerk met de drie ziekenhuizen van Noordoost Limburg hebben we in volle coronacrisis formeel opgericht. Statuten werden geschreven en de besluitvorming op punt gezet, zodat het netwerk formeel kon erkend worden.

Wat ik als absoluut positief ervaar uit dat bizarre jaar 2020 is de relatie die ziekenhuizen uitgebouwd hebben met andere actoren in de zorg. Meer bepaald met de eerste lijn en met de woonzorgcentra is er een heel andere dynamiek ontstaan. We hebben de handen in mekaar geslagen, de schotten zijn voor een groot stuk verdwenen. Door ons gezamenlijk doel - de besmettingen zo laag mogelijk houden - hebben we ons op een andere manier kunnen tonen. Door onze know how ter beschikking te stellen, konden we mensen gezond houden in de rusthuizen en ze tegelijkertijd uit het ziekenhuis houden. Die verbeterede relaties moeten we koesteren en verder uitbouwen.

Zal de impact van 2020 nog lang nazinderen? Ik denk het niet. Ook al heeft er een en ander stil gelegen, toch denk ik niet dat we een echt grote inhaalbeweging moeten maken. De fundamenten van de fusie met ZMK zijn gelegd en staan op stevige grond. Het is nu kwestie om het integratieproces verder te zetten. Hetzelfde geldt voor het netwerk noordoost Limburg. We zullen een gezamenlijke zorgvisie uitschrijven en de samenwerking tussen de drie ziekenhuizen stelselmatig versterken en verder vorm geven. De verdere uitbouw van onze derde- en vierdelijnsfunctie is hierbij van cruciaal belang.

Op operationeel vlak liggen er ook nog grote uitdagingen voor ons. We hebben de voorbije tien jaar aardig wat gebouwd en gerenoveerd maar deze oefening is verre van afgerond. Nog te veel afdelingen en diensten voldoen infrastructureel niet aan de hoge standaarden die we voor ogen hebben. Daar moeten we aan blijven werken. Onze accommodatie moet state of the art zijn. Overal. Onze patiënten verwachten dat van ons.

Erwin Bormans
Algemeen directeur