Afstaande oren

  1. Een operatie of een oorspalkje?
  2. Tijdstip van de operatie
  3. Operatieve methode
  4. Postoperatief verloop
  5. Risico's en complicaties
  6. Contact en meer info na een operatie

 

Inleiding

Sommige mensen hebben wat meer afstaande oren dan anderen. In de algemene omgang wordt meestal gesproken over “flaporen”. Dergelijke flaporen geven geen lichamelijke klachten, maar kunnen de zelfzekerheid van iemand ondermijnen. Ze kunnen een belangrijke psychische en emotionele belasting vormen. Voornamelijk kinderen worden hiermee geplaagd.

Afstaande oren kunnen dichter bij het hoofd gebracht worden door

  • Een operatieve ingreep, een “otoplastie
    ​Geen enkele persoon heeft twee dezelfde oren. Er is steeds, soms minimaal, een verschil op te merken (asymmetrie). Tijdens een otoplastie zal de chirurg een maximaal symmetrisch resultaat nastreven. Er zal steeds een (minimaal) verschil tussen de twee oren blijven. Naarmate het verschil vóór de operatie tussen beide oren groter was, zal er meer kans bestaan op asymmetrie na de ingreep.
     
  • Een oorspalkje
    Als afstaande oren héél snel opgemerkt worden, d.i. in de eerste dagen tot weken na de geboorte, kan een oorspalkje helpen om de vorm van de oren aan te passen. Een operatieve ingreep kan zo vermeden worden. Dit is mogelijk omdat vlak na de geboorte het kraakbeen van de oren nog kneedbaar is, door de aanwezigheid van hormonen van de moeder. Het spalkje wordt op maat aangepast. Het blijft ter plaatse gedurende vier tot zes weken. Een oor heeft een ingewikkelde vorm. Niet enkel afstaande oren, ook andere afwijkingen aan de vorm van de oren kunnen met dit spalkje behandeld worden. Als u twijfelt over de aanwezigheid van een afwijkende vorm bij uw pasgeboren baby, bent u steeds welkom voor een evaluatie. 

 

Tijdstip van de ingreep

De oren zijn een van de eerste lichaamsdelen die op vrij jonge leeftijd hun volledige grootte bereiken. Afhankelijk van de klinische presentatie, worden de afstaande oren bij kinderen geopereerd tussen de 4 à 12 jaar.

 

Operatieve methode

Bij kinderen gebeurt de ingreep onder algemene verdoving, wat de minst stresserende en minst pijnlijke situatie is voor het kind. Bij adolescenten en volwassenen kan deze ingreep ook onder lokale verdoving gebeuren. Meestal gebeurt deze ingreep dan ook in het daghospitaal. Na de verdoving wordt er een insnede gemaakt achter het oor, om vervolgens het kraakbeen te bewerken (Fig. 1). De vorm van het oor wordt grotendeels bepaald door de vorm van het onderliggende kraakbeen. Door het kraakbeen te bewerken zal dus ook de uiteindelijke vorm aangepast worden. Op welke wijze het kraakbeen bewerkt wordt, hangt voornamelijk af van het type van afwijking van het oor. Tijdens de preoperatieve consultatie, kan uw chirurg u hierover uitleg verschaffen. Na het bewerken van het kraakbeen wordt de wonde achter het oor gesloten met hechtingen die vanzelf verteren. Dit kan een doorlopende hechting zijn waarbij er geen aparte steekjes zichtbaar zijn, of er kan gesloten worden met aparte hechtingen die vanzelf verteren. Er wordt op het einde van de ingreep een soort van “tulband”-verband aangebracht.

Fig. 1: schematische voorstelling van de huidinsnede (links), een van de mogelijke handelingen op het onderliggende kraakbeen (midden), en het littekentje achter op het oor na de ingreep (rechts).

 

Het postoperatieve verloop

Pijn

Een otoplastie is meestal niet erg pijnlijk. Kinderen ervaren vaak minder pijn dan volwassenen. Waarschijnlijk ligt dit aan het wat hardere kraakbeen bij volwassenen wat resulteert in wat meer spanning op de wonde. Gedurende de eerste postoperatieve dagen zal de pijn stilaan wegtrekken. Uw chirurg zal u uitleggen welke pijnstillers er genomen kunnen worden. Er kunnen gedurende enkele maanden nog lichte prikkelingen in het oor gevoeld worden, en dit voornamelijk bij koud weer. 

Verzorging

Onmiddellijk na de ingreep wordt een soort van “tulband”-verband aangebracht. Dit verband moet ongeveer een week ter plaatse blijven. Het zorgt voor bescherming van de oren en houdt ze in de goede positie terwijl ze genezen. Het zou kunnen zijn dat de oren wat beginnen jeuken tijdens de genezing, maar het is belangrijk dat de patiënt(e) niet onder het verband door aan de oren gaat krabben. Dit kan immers een ontsteking of slechte heling veroorzaken. Mocht het verband tijdens de eerste postoperatieve week afvallen of mocht er vocht of bloed doorsijpelen, dan moet er terug contact opgenomen worden met de huisarts of de chirurg. Dit moet eveneens gedaan worden, mocht de patiënt(e) blijvende pijn ervaren of koorts ontwikkelen.

Er wordt ook aangeraden om de eerste postoperatieve dagen niet te veel voorover te buigen. Hierdoor kan net zoals bij hoesten, niezen persen of snuiten, de druk in de wonde verhoogd worden, waardoor er een bloeding kan ontstaan.
Wanneer het verband na een week verwijderd wordt, moet er nog gedurende een viertal weken een elastische band (“zweetband / tennisband”) over de oren gedragen worden bij het slapengaan. Dit is een extra bescherming, vermits er tijdens de slaap al eens met het hoofd gedraaid wordt. Hierdoor zouden de helende littekentjes beschadigd kunnen worden.
Zodra het verband verwijderd is, mag er een douche genomen worden. Er moet nog minstens een week gewacht worden met baden. Er zullen zich wat korstjes van gestold bloed gevormd hebben achter het oor. Deze kunnen best voorzichtig verwijderd worden door met de douchekop wat water achter de oren te sproeien. Verdwijnen ze daardoor niet, dan kunnen ze voorzichtig verwijderd worden met een oorstaafje dat vochtig gemaakt is.

Arbeidsongeschiktheid / sporten / zwemmen / ...

Bij volwassenen zal de arbeidsongeschiktheid maximaal tien dagen bedragen. Na de ingreep, mag er gedurende ten minste twee weken niet gezwommen worden. Contactsporten zoals basketbal, judo, etc... mogen pas hernomen worden een achttal weken na de ingreep.

 

Mogelijke complicaties

Complicaties zijn onverwachte problemen die kunnen optreden tijdens of na de ingreep. Ze zijn vrij zeldzaam bij deze ingreep, maar men dient er toch bedacht op zijn.

  1. Nabloeding
    Soms kan er wat bloed door de wondjes blijven sijpelen onmiddellijk na de ingreep, waardoor er wat bloed vanonder het verband verschijnt. De wonde moet dan opnieuw onderzocht worden, en vaak stopt dit bloeden spontaan. Is dit niet het geval, zal de wonde terug opengemaakt moeten worden om het bloedvaatje dat verantwoordelijk is voor dit bloedverlies, terug dicht te schroeien. Wordt dit niet gedaan kan er een bloedklonter ontstaan onder de huid van het oor (ot-hematoom) wat kan leiden tot een blijvende beschadiging van het kaakbeen.
     
  2. Ontsteking
    Zeer uitzonderlijk kan de wonde ontsteken. Hierdoor gaat het oor zwellen, blijft de pijn aanhouden of wordt die erger, en de patiënt(e) kan koorts ontwikkelen. De ontsteking wordt meestal bestreden met antibiotica en verbandwissels, maar een zeldzame keer zal de wonde weer opengemaakt moeten worden om deze goed te zuiveren.
     
  3. Slechte littekenvorming
    In sommige gevallen kan het litteken rood en zeer hard worden (keloid-vorming). Dit kan leiden tot postoperatieve bijkomende handelingen (injecties in het litteken, het dragen van drukverbandjes aan het oor, etc....). Deze verwikkeling komt vaker voor bij patiënten die ook reeds op andere plaatsen slechte littekenheling hebben opgemerkt.
     
  4. Asymmetrie
    Zoals reeds vermeld in de inleiding, heeft niemand twee dezelfde oren. Tijdens een otoplastie zal de chirurg proberen om een symmetrisch resultaat te bekomen, maar er zal steeds een, soms minimaal, verschil tussen de twee oren blijven. Mocht het verschil te groot blijken, kan soms een tweede, bijkomende ingreep mogelijk zijn om dit te corrigeren.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Inhoudsverantwoordelijke
Dr. Bob Vermeulen, plastische chirurgie - 2018

© 2024 Ziekenhuis Oost-Limburg